Somalië

In 1998 bezocht Moeders voor Vrede een vrouwenbesnijdeniscentrum in Somalië. Geschokt door de beelden en de vreselijke gevolgen van de besnijdenis, besloot Moeders voor Vrede iets te doen voor deze vrouwen. In Somalië waren we een tijd werkzaam met de organisatie Juba Women Development Center in Kismayo, Somalië. Hawa, die het centrum leidde, leerde de meisjes brood bakken, gaf  alfabetiseringscursussen en sprak over besnijdenis. Hawa werd lange tijd door Moeders voor Vrede gesteund. Na enkele jaren moest ze echter vluchten omwille van haar veiligheid. Niemand weet waar ze momenteel is.

Een getuigenis:

’s Morgens is Hawa al om halfacht op post om me naar haar Centrum mee te nemen. Meisjes staan op de koer, groeten een vlag, zingen een lied. Straks mogen ze bakken, naaien, lezen en schrijven. De kleding die ze maken, verkopen ze op de plaatselijke markt.

Hawa is vijftig, zelf besneden en, zo herhaalt ze vaak, “voor mij is mijn leven geslaagd als ik er vijf jonge meisjes van kan overtuigen om bij hun dochtertjes geen besnijdenis te laten uitvoeren.”

Vanmorgen wordt dicht bij het Centrum een besnijdenis uitgevoerd. Ik ben een bevoorrechte getuige. Hawa wordt gerespecteerd door de vrouwen, men gaat ervan uit dat haar daden afgewogen zijn. Daar hoort allicht ook mijn aanwezigheid bij, die abnormaal is. Hawa hult me in sluiers, die ik trouwens bij alle verdere uitstappen zal dragen om mijn aanwezigheid niet té opvallend te maken. Mijn blanke handen verdwijnen onder gebloemd katoen. Onze ‘guards’ moeten op voldoende afstand blijven, een besnijdenis is een vrouwenzaak.

Nooit moedig geweest in de bloedsector, voel ik me stikken, duizelig worden. Wat laf probeer ik Hawa wijs te maken dat dat door de hitte komt, de te droge lucht, mijn onwennigheid met die sluiers, te weinig slaap. Ze heeft er geen oren naar, ik ben uit Europa gekomen om haar boodschap uit te dragen, om haar daarna met onze organisatie te helpen. Zo’n getuige laat je niet ontsnappen, zelfs niet als die naar lucht hapt.

Er staan wat vrouwen samen. Een klein meisje van vier moet vandaag de besnijdenis ondergaan die haar later een veilige toekomst, in casu een huwelijk moet verzekeren.

Hawa heb ik er uiteindelijk van kunnen overtuigen om me wat afstand te laten houden. Een frontale inkijk weiger ik categoriek. De moeder van het kind hurkt met gespreide benen, ze schikt zorgvuldig haar kleren, drapeert haar sluiers. Een andere vrouw bindt de beentjes van het meisje aan de benen van haar moeder vast. Zo is een goed inzicht verzekerd. Het kind reageert onwennig op al die aandacht. Begint wat angstig te schreien. Liefdevol wrijft de moeder over het zwarte hoofdje. Een oudere vrouw zet zich gehurkt voor de geopende beentjes en snijdt de clitoris weg. Het gruwelijk geschreeuw van het kind overstemt alle andere geluiden, ook mijn hart dat bonkt.

Met haar vingernagels werkt de oude vrouw verder in de vagina van het meisje. Met een vod wordt bloed gedept. Daarna snijdt ze weer. En nog en nog. De kleine schaamlippen, de grote schaamlippen. Ik duw ondertussen de arm van Hawa tot moes.

Met scherpe doornen van ongeveer zes à zeven centimeters van de acaciaboom worden uiteindelijk de bloedende wonden aan elkaar gehecht. Het meisje is opgehouden met schreeuwen, zoekt snikkend met haar hoofdje naar bescherming tegen de borst van haar moeder. Raakt men alles gewoon, zelfs die pijn? De doornen zijn horizontaal aangebracht, één doorn is verticaal geplaatst. Voor het gaatje dat de doorgang van urine en later het menstruatiebloed moet verzekeren.

Uiteindelijk wordt een wit laken rond de bloedende beentjes van het kind gehuld. Het zal twee weken zo moeten blijven liggen.

Ik weet niet hoe lang dat bloedig spektakel heeft geduurd. Tijdsbesef is me ontgaan. Volgens Hawa duurt zoiets niet lang, volgens mij een eeuw. Later vraag ik me af waar het weggesneden vlees gebleven is?

(J. Vanlerberghe)